Dag 10: Van Passopisciaro naar Rometta

Catania en de dieptepunten van de oostkust

Vandaag de stad Catania bezocht. De route die ik vervolgens uitgezocht had langs de kust en de mogelijke overnachting daar blijkt een grote tegenvaller te zijn. Toerisme op zijn dieptepunt. (211 km).

Op weg naar Catania

Ondanks het feit dat ik gisteren vanaf het sneeuwgebied naar beneden ben gereden om de vrieskou te vermijden, is me dat vermijden niet gelukt. Het heeft vannacht hier 3 C gevroren. Dat had ik niet verwacht maar het was dan ook een strak heldere lucht. En die helderheid is bijna de hele dag gebleven. Dus vanochtend was het al snel een redelijke temperatuur. Mooi weer om een stad te bezoeken.

Ik rijd nu van de Etna weg richting oostkust. Het is een niet heel opwindend gebied maar afwisseling van lavasteen met kleine wijngaarden geven het gebied een eigen karakter. Onderweg nog bij een openbare bron schoon water bijgetankt en iets verder boodschappen gedaan.

Koersen op intuïtie

Rond 12.00 uur kom ik in Catania aan, de hoofdstad van de gelijknamige regio. Ik had gelukkig al thuis op de kaart een geschikte parkeerplek gevonden waar ik direct heen kon rijden zonder in het stadsgewoel een plekje te moeten vinden.

De parkeerplaats maakt deel uit van een pleintje met behuizing aan de ene kant en afval aan de andere kant (gewoon over een muur gekiept). Het is dan ook geen chique woonwijk maar een buurt waar niet de meest betaalden wonen. Dat kon ik natuurlijk thuis niet van de kaart aflezen.

Ik stap uit om me even van mijn intuïtie bewust te worden. Ik denk er al over om naar een andere plek te gaan. Maar dan komt er een jongetje zingend het  pleintje opgelopen met een vrij nieuwe trompet in zijn hand. Hij lacht me toe en ik maak een gebaar van ‘mooie trompet’. Hij glundert. Ik vraag hem zo goed en zo kwaad als het kan of hij ook kan spelen. Hij kijkt me verbaasd aan over zo een domme vraag maar bewijst zijn kunde door het blazen van een paar noten. Het is niet echt al om aan te horen maar er komt ten minste geluid uit. Ik zeg maar dat ik het mooi vind. Dan zegt hij dat hij pas een paar weken les heeft en dat hij een beroemde trompettist wil worden. Wat is het toch ontroerend als kinderen enthousiast over hun ambities spreken. Ik hoop dat het hem gaat lukken.

Op basis van zijn uitgestoten klanken op het pleintje is zijn moeder op het balkonnetje komen staan. Ze ziet ons praten en ik kijk naar haar omhoog en wijs naar mijn camper en trek mijn schouders een beetje op. Ze begrijpt het en maakt een geruststellend gebaar en wijst met haar vingers naar haar beide ogen en vervolgens naar de camper. Die camper staat daar dus wel veilig en zal door haar nauwlettend in de gaten gehouden worden. Mijn intuïtie zegt me nu overduidelijk dat ik hem met een gerust hart kan achterlaten en na afscheid van moeder en zoon genomen te hebben loop ik naar de binnenstad toe.

De buurt ziet er inderdaad verwaarloosd uit. Huizen zijn slecht onderhouden, winkels maken niet een heel welvarende indruk en het huisvuil ligt soms meters hoog opgetast in de straten en zijstraatjes.

Maar wat een sfeer in deze wijk. Het leven speelt zich op een van de eerste lentedagen bijna volledig  op straat af.

Een man zit met zijn zoontje buiten bij het café en mijn niet mis te verstane status van toerist laat niets te wensen over dus hij vraagt me waar ik naar toe ga. Ik zeg dat ik door het centrum wil lopen. Dat is mooi. Waar ik vandaan kom. Uit Nederland. En dan schakelt hij tot mijn verbazing op het Duits over. Hij blijkt jaren gewerkt te hebben in Duitsland maar is voor zijn huwelijk weer teruggekomen en daar is een zoontje uit voortgekomen.

Die kent ook een beetje Duits ook al is hij nooit in Duitsland geweest en hij spoort zijn zoontje aan om wat te zeggen. Het jongetje kijkt een beetje beteuterd naar zijn vader en vraagt hem wat hij dan moet zeggen. Zeg maar hoe je heet zegt zijn vader en hij antwoordt inderdaad in goed Duits en voegt er ook nog in het Duits aan toe dat hij een zusje heeft. Pa glundert van trots en ik complimenteer het jongetje met zijn Duits. Maar dat is iets te veel gevraagd en hij moet zijn vader vragen wat ik zei. Nu glundert het jongetje, een beetje verlegen, van trots als hij hoort wat ik gezegd heb. Dan ga ik weer verder lopen en nog geen 100 meter verder bedenk ik me weer voor de zoveelste keer dat ik weer geen foto’s gemaakt heb.

De binnenstad

Ik loop door naar de binnenstad waar ik binnen 10 minuten ben. Catania is niet zo een heel grote provinciestad. In de buitenwijken is alles klein: de straten, de huizen, de winkels. Maar het centrum van Catania wil als provinciehoofdstad naast al die kleinheid toch de grandeur van een echte chique stad tonen: enkele grote avenues en boulevards, grote kerken, grote pleinen en vooral veel grote overheidsgebouwen die de belofte van veel bureaucratie in zich dragen.

Het middelpunt van het centrum wordt gevormd door, hoe kan het ook anders, de Piazza Duomo met de daaraan gelegen indrukwekkende dom. Maar vreemd genoeg is die niet open evenals enkele andere kerken. Vreemd, het is toch Goede Vrijdag, of zijn ze nu ook al bij de kerk in staking gegaan net zoals de vuilnisophalers?

De binnenstad kent vele straatjes met veel eethuizen en net als elders in Europa doet ook deze stad mee aan de trend om een zonnig straatje vol te hangen met uitgeklapte paraplu’s.

Er is, of liever gezegd er was, een uitgebreide vismarkt met een overdekt gedeelte en een buiten gedeelte. Ik was helaas te laat en de vismarkt was al bijna geheel opgeruimd. Wel staan er in de buurt nog heel veel groenten- en fruitstalletjes.

Er is ook een kasteel. Het stamt uit de dertiende eeuw en stond destijds in zee. Maar door de uitbarsting van de Etna in de zeventiende eeuw heeft de lavastrom het kasteel omarmd en vastgemaakt aan de kust. Iets dergelijks dreigde ook begin deze eeuw te gebeuren toe er weer een uitbarsting van de Etna plaatsvond. Maar door een wonder is de lavastroom gestrand net even buiten de stad.

Er is een piepklein parkje waarvan de fontein bijna even veel plaats inneemt als de rest van het park. Er om heen staan mooie gietijzeren bankjes en veel mensen zijn even in de zon gaan zitten om van het weer te genieten. Bijna alle vrouwen doen dat op de hun welbekende manier: gezicht pal in de zon, ogen geloken en het hoofd wat opgetrokken. Het is rokjesdag.

Er is een mooi en groot operahuis in de stad aanwezig, vernoemd naar de muzikale zoon van deze stad: Bellini.

Ik loop weer terug richting mijn parkeerplaats maar de batterijen van mijn GPS zijn leeg dus het wordt nog lastig zoeken. Uiteindelijk kom ik in het buurtje aan maar ik ben mijn richtingsgevoel kwijt. Dan maar vragen: er komt een heel lang verhaal en ik heb het idee dat ik totaal verkeerd ben. Maar eigenlijk komt het hele verhaal er op neer dat ik rechtsaf moet en de tweede links. Ik ben er in 1 minuut.

Als ik op het pleintje  aankom hoor ik het jongetje thuis nog (of weer?) oefenen. Die wordt nog wel een heel bekende trompettist.

Langs de oostkust van Sicilië

Ik rijd de stad uit en wil een overnachtingsplek zoeken bij Castelmola dat ik morgen wil bezoeken. Maar dat blijkt een grote vergissing te zijn. Castelmola is hoog op een rots gelegen met uitzicht op zee. Je kunt het stadje bereiken via een lange weg met veel haarspelden. Maar o wee, wat een verschrikking. Vroeger was dit stadje een chique badplaats met vele luxe hotels. Maar ook hier heeft het massatoerisme zijn tol geëist: heel veel toeristen die met bussen aan- en afgesleept worden. Er is niets meer over van de mondaine plaats die het vroeger ooit geweest moet zijn geweest.

Ik vervolg mijn weg langs de kust, maar ik zie dat het van het zelfde laken een pak is. Toeristendorpen rijgen zich aan elkaar en er is soms geen doorkomen aan. Ik wil weer naar de snelweg die hier vlak langsloopt om snel van deze oostkust weg te komen. Maar nee ik moet ondergaan wat ik zelf gepland heb. Het is inmiddels donker geworden en het is lastig rijden als heel vaak de camper en een iets bredere personenwagen elkaar willen passeren in tegengestelde richting. Het is vaak wachten en manoeuvreren om vooruit te komen. Als ik uiteindelijk op de snelweg ben om zo snel mogelijk uit dit gebied te geraken meen ik te kunnen opschieten. Maar snel rijden op een snelweg kun je hier wel vergeten met al die wegopbrekingen. Het volgen van een rijstrook  is in het donker ook al onmogelijk omdat de witte strepen geheel versleten zijn. Ik besluit dan maar om op goed geluk de snelweg te verlaten en een overnachtingsplek te vinden.

Ik ben zo opgefokt van die laatste kilometers dat ik uit protest niet ga koken maar heerlijke broodjes met een nog lekkerder kaas ga eten (vanmiddag gekocht): een Bergader Cremosissimo l’Originale. Dan ook maar gelijk een wijnfles opentrekken die ik uit de kelder had meegenomen. Wel verdiend dacht ik.

Het is een beetje langer verslag geworden dan gebruikelijker. Maar ja het is dan ook Goede Vrijdag. Ook al heeft het niets met elkaar van doen.

Delen met je netwerk?
(Visited 73 times, 1 visits today)